Loshouden, meemaken en samenredzaamheid  

In een reeks van 3 delen gaan we dieper in op samenredzaamheid – deel 2

Deel 2 – Onderzoek naar samenredzaamheid

Het woord ‘samenredzaamheid’ bevindt zich in een conceptuele wordcloud waarin nog vele andere, thans populaire begrippen figureren: co-creatie, coproductie, participatiesamenwerking.

Samenredzaamheid is samenwerking binnen de kring van mensen die samen met elkaar wat voor anderen willen doen, in de sociale veerkracht van “mensen die beseffen dat ze samen sterker staan.”

Het gaat om een optimale wisselwerking tussen de sociale veerkracht in de samenleving en de steun die de gemeente kan geven, via het ontwikkelen van deugdelijke spelregels.

De verhouding tussen overheid en samenleving lijkt sterk te veranderen. Velen zien een verandering waarbij de overheid van het voortoneel naar het achtertoneel verschuift, en de samenleving op veel verschillende manieren naar voren treedt bij de productie van ‘public value’.   Er is een ‘derde generatie’ burgerparticipatie in opmars, waarbij het gaat over ‘sociaal doe-het-zelven’

Sociaal doe-het-zelven

In ‘Sociaal doe-het-zelven’ onderscheiden we vier typen van dit hedendaagse sociale verschijnsel dat een mooie toekomst voor zich heeft.  Langs de ene as onderscheiden ze sociale verbanden waarvan de drijvende krachten relatief sterke banden met elkaar onderhouden (het zijn bekenden van elkaar) of relatief zwakke banden (het zijn onbekenden).

‘Zwakke banden’ klinkt niet zo sterk, maar toch kunnen hier sterke sociale arrangementen uit voortkomen, zoals bijvoorbeeld koperscollectieven of Wikipedia.

Bij het eerste voorbeeld is sprake van directe wederkerigheid (mensen steken geen energie in een koperscollectief als de collectieve inkoop geen voordelen oplevert) en bij het tweede gegeneraliseerde wederkerigheid (meeschaven aan Wikipedia levert hooguit een indirecte, immateriële beloning op voor de betrokkene).

Daarmee is het onderscheid langs de andere as aangeduid: is het sociaal doe-het-zelven voordelig ‘voor elkaar’, of ‘voor anderen’ buiten de deelnemerskring. Combineert men de twee onderscheidingen dan ontstaan vier hoofdvormen van sociaal doe-het-zelven:

  • Met bekenden, voor elkaar – voorbeelden zijn zorgcoöperaties, ouderenwoongroepen, collectief privaat opdrachtgeverschap, en KOFonds
  • Met bekenden, voor anderen – voorbeelden zijn steuncirkels, buddy’s en straatcoaches.
  • Met onbekenden, voor elkaar – voorbeelden zijn energiecoöperaties en andere koperscollectieven
  • Met onbekenden, voor anderen – voorbeelden zijn Wikipedia, crowdfunding en andere vormen van crowdsourcing, sociaal doe-het-zelven, doe-democratie, derde-generatie burgerparticipatie, overheidsparticipatie, collaborative governance, social innovation, triple helix, quadruple helix,
Netwerking

Transformatie van de verzorgingsstaat

Als we kijken naar Nederland, is de keuze voor samenredzaamheid als centraal begrip meer praktisch dan principieel bepaald. Het brengt twee elementen bijeen die fundamenteel lijken te zijn voor de transformatie die de verzorgingsstaat thans doormaakt.

  • Ten eerste: de gedachte dat er niet wordt gered of geredderd door een externe instantie, en dat redzaamheid iets is wat zoveel mogelijk vanuit een sociaal organisme (en niet eenzijdig ‘top down’ door de staat) wordt ontwikkeld.
  • Ten tweede: de gedachte dat dit sociaal organisme samengesteld is, en dat ‘samen’ en ‘redzaamheid’ dus bij elkaar horen. De Angelsaksische idee van burgerlijke zelfredzaamheid wordt nadrukkelijk uitgebreid met een Rijnlandse notie van samenwerking tussen actoren en organisaties in het private en publieke domein.

Eén van de eersten die samenredzaamheid op de kaart heeft gezet is een Nederlander Pieter Hilhorst – voormalig publicist, columist, ombudsman en wethouder van Amsterdam.

Samenredzaamheid is bij hem niet louter een descriptief begrip. Het is heel nadrukkelijk ook prescriptief bedoeld: het zou een oplossing zijn voor allerlei problemen in het publieke domein, mogelijk gemaakt door een verondersteld altruïsmeoverschot in de samenleving.

Interessant is het boek ‘Sociaal doe-het-zelven’ dat Hilhorst samen met geestverwant Jos van der Lans schreef.  In het eerste deel van het boek zoeken Hilhorst en Van der Lans samenredzaamheid nog binnen de kring van mensen die samen met elkaar wat voor anderen willen doen, in de sociale veerkracht van “mensen die beseffen dat ze samen sterker staan.”

Verderop in het boek – als Hilhorst zijn wethouderservaring inbrengt – stelt hij dat het gaat om een optimale wisselwerking tussen de sociale veerkracht in de samenleving en de steun die de gemeente kan geven, via het ontwikkelen van deugdelijke spelregels.

Samen met de overheid

De tweede, bredere definitie van samenredzaamheid komt meer in de buurt van wat wij hier onder het begrip verstaan, zij het dat wij samenredzaamheid primair als een beschrijvend begrip hanteren – als een praktijk van samen optrekken die op veel plekken in Nederland wordt beproefd, met een in principe prominente rol van maatschappelijke actoren en een in theorie bescheiden – doch blijvende – bijdrage van de overheid.

Dat de overheid een zekere rol blijft spelen wordt breed geaccepteerd, maar over de invulling daarvan bestaan zeer verschillende, soms botsende opvattingen. Dat zal verderop nog blijken.

Er is daarbij eigenlijk geen sprake meer van burgerparticipatie maar van ‘overheidsparticipatie’: de overheid participeert, en de samenleving initieert.

Bij de eerste generatie burgerparticipatie (inspraak, grofweg vanaf de jaren ‘70) en tweede generatie (interactief beleid, grofweg vanaf de jaren ‘90) waren de rollen nog omgekeerd: de overheid had het voortouw, en de burgersamenleving mocht aan het eind inspreken, of wat eerder in het beleidstraject interactief meepraten.

De drie generaties overlappen elkaar overigens voor een deel, zoals demografische generaties elkaar ook deels overlappen.